Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: geen meervoudige kamer in Mulderzaken bij kantonrechter (ECLI:NL:GHARL:2025:6498)

In een recent gepubliceerd arrest heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat het voor de kantonrechter niet mogelijk is om in een Mulderzaak uitspraak te doen met een meervoudige kamer. Daarmee bevestigt het hof wat eigenlijk al uit de wet volgt: de kantonrechter is een alleenzittende rechter en er bestaat geen wettelijke grondslag voor meervoudige kantonrechtspraak.

Achtergrond

Anderhalf jaar geleden deed de rechtbank Midden-Nederland Mulderzaak uitspraak in een Mulderzaak met een meervoudige kamer. Dat was opmerkelijk, want op grond van artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) is de kantonrechter bevoegd om over een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te oordelen en de kantonrechter is per definitie een alleenzittende rechter.

Het hof moest zich buigen over de vraag of een meervoudige kamer (drie rechters) een geldige uitspraak kan doen in een Mulderzaak.

Wettelijk kader

De beslissing van het hof is gebaseerd op de volgende bepalingen:

Artikel 9, eerste lid, Wahv:

“Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter.”

Artikel 47, eerste lid, Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO):

“Het bestuur vormt voor het behandelen en beslissen van kantonzaken enkelvoudige kamers en bepaalt de bezetting daarvan.”

Artikel 5, tweede lid, Wet RO:

“Op straffe van nietigheid worden de beschikkingen, vonnissen en arresten in burgerlijke zaken en strafzaken gewezen en de uitspraken in bestuursrechtelijke zaken gedaan met het in deze wet bepaalde aantal rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast.”

Uit deze bepalingen volgt dat de kantonrechter uitsluitend enkelvoudig rechtspreekt en dat een afwijking daarvan leidt tot nietigheid van de uitspraak.

Overwegingen van het hof

Het gerechtshof oordeelde als volgt:

“In artikel 9, eerste lid, van de Wahv is bepaald dat het beroep wordt behandeld door de kantonrechter. (…) In artikel 47, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is bepaald dat het bestuur van de rechtbank voor het behandelen en beslissen van kantonzaken enkelvoudige kamers vormt (…). Uit deze artikelen volgt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van meervoudige kantonrechtspraak.”

“In deze zaak is een beslissing genomen door de meervoudige kamer, terwijl de wet voorschrijft dat de beslissing wordt genomen door de enkelvoudige kamer (de kantonrechter). Gelet hierop is de beslissing van de rechtbank nietig. Het hof zal de beslissing daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen.”

Bevestiging van eerdere rechtspraak

Het oordeel van het hof sluit aan bij het arrest van de Hoge Raad van 22 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1724), waarin de Hoge Raad oordeelde dat de wet niet de mogelijkheid van meervoudige kantonrechtspraak kent. 

Praktische betekenis

Voor de rechtspraktijk betekent dit dat rechtbanken niet kunnen besluiten om complexe Mulderzaken meervoudig te behandelen. De wet laat dat eenvoudigweg niet toe.