Bezwaar per e-mail: wat gaat er veranderen op 1 januari 2026?

Vanaf 1 januari 2026 treedt een groot deel van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (Wmebv) in werking.


Deze wet wijzigt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en regelt onder meer het recht om over procedures elektronisch te communiceren met de overheid.

Dit artikel gaat over de praktische implicaties van deze wet voor het indienen van bezwaar per e-mail. In dit artikel lees je hoe de situatie nu is, wat er precies verandert en wat dat betekent in de praktijk.

De huidige situatie: elektronische weg alleen als die is opengesteld

Op dit moment bepaalt artikel 2:15 lid 1 Awb het volgende:

Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.

Met andere woorden: elektronische communicatie, zoals het indienen van een bezwaarschrift per e-mail, is alleen toegestaan als het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Als dat niet het geval is, mag het bestuursorgaan een e-mail weigeren. Die weigering moet het bestuursorgaan “zo spoedig mogelijk aan de afzender mededelen” (artikel 2:15, vierde lid, Awb).

Daarnaast bepaalt artikel 6:6 Awb dat, alleen nadat de indiener eerst de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen, een bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

Dat betekent concreet: als iemand zijn bezwaar per e-mail indient terwijl de elektronische weg niet is opengesteld, moet het bestuursorgaan de indiener eerst de kans geven om het bezwaar alsnog op de juiste manier (bijvoorbeeld per post) in te dienen.

Hieronder worden twee uitspraken van hoogste bestuursrechters behandeld, om dit te illustreren.

ABRvS 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1455.

Appellant diende bezwaar in per e-mail tegen twee besluiten tot afwijzing van een VOG. De elektronische weg was echter niet opengesteld: in de rechtsmiddelenvoorlichting stond alleen een postadres vermeld. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat het niet tijdig op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank vond dat de gemachtigde zelf het risico had genomen door op de laatste dag te faxen (wat mislukte). In plaats van het bezwaar per aangetekende post te verzenden, heeft hij het gemaild. Daarmee heeft hij zelf een risico genomen. De herstelmogelijkheid van artikel 6:6 Awb is volgens de rechtbank niet bedoeld om eigen fouten bij de indiening te repareren en zo de bezwaartermijn te redden.

De Afdeling overwoog dat het indienen van het bezwaar per e-mail een verzuim opleverde, waardoor de minister op grond van artikel 6:6 Awb de indiener de gelegenheid had moeten geven dat verzuim te herstellen. Doordat die mogelijkheid niet was geboden, kon het later alsnog per post ingediende bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat dat buiten de termijn was ingediend.

HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2548.

Belanghebbende maakte per e-mail bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar reageerde per brief dat bezwaar per e-mail niet mogelijk was en dat het bezwaar dus niet rechtsgeldig was. Belanghebbende diende daarop buiten de termijn schriftelijk bezwaar in. De heffingsambtenaar verklaarde dat bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank vond dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Belanghebbende was immers tijdig geïnformeerd dat bezwaar per e-mail niet kon en had toen nog tijd gehad om het bezwaar op de juiste manier in te dienen.

De Hoge Raad oordeelde dat dit onjuist is. De heffingsambtenaar had, op grond van artikel 6:6 Awb, belanghebbende de gelegenheid moeten geven om het verzuim te herstellen (namelijk het niet via de juiste weg indienen van het bezwaar). Pas als die hersteltermijn ongebruikt zou zou zijn verstreken, mocht het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard.

De nieuwe regels vanaf 1 januari 2026

Met de inwerkingtreding van de Wmebv wordt de systematiek anders. Waar bestuursorganen nu nog kunnen kiezen om elektronische indiening van een bezwaarschrift mogelijk te maken, is dat onder de Wmebv verplicht (artikel 2:13, eerste lid, Awb (nieuw)).

Het nieuwe artikel 2:13 lid 1 Awb het volgende:

Een ieder kan een bericht dat deel uitmaakt van een procedure over een besluit, een klacht of een ander krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven bericht elektronisch aan een bestuursorgaan zenden.

Het aanwijzen van de elektronische wijze van verzending gebeurt bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan (artikel 2:13, tweede lid, Awb (nieuw)). Is er geen elektronische wijze van verzending aangewezen, dan mag een via een andere wijze elektronsich verzonden bericht, niet worden geweigerd (artikel 2:16, eerste lid aanhef en onder c, Awb (nieuw)).

Is een elektronische wijze van verzending aangewezen, dan wordt de indiener geacht die wijze te hanteren. Hanteert hij de verkeerde wijze van indiening van een bezwaarschrift, dan moet hem een herstelmogelijkheid worden geboden (artikel 2:16, eerste lid aanhef en onder b, Awb (nieuw)). Dat is echter niet het geval als het bezwaarschrift wordt ingediend via een weg die voor geen enkel officieel bericht is aangewezen.

De gevolgen

Voor bestuursorganen betekent dit dat zij voor de indiening van bezwaarschriften een elektronisch kanaal moeten aanwijzen. Doen ze dat niet, dan geldt automatisch dat burgers langs iedere elektronische weg bezwaar mogen indienen.

Voor de indiener van het bezwaar verandert dat hij de aangewezen weg moet volgen. Is een elektronische wijze van indiening voorgeschreven, dan hoeft het bestuursorgaan geen acht te slaan op een bezwaarschrift dat is ingediend via een weg die voor geen enkel bericht is aangewezen.