Hof Arnhem-Leeuwarden: afwijkende proceskostenregeling in Mulderzaken mogelijk strijdig met discriminatieverbod

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 december 2024 een uitspraak gedaan (ECLI:NL:GHARL:2024:7764) over de gewijzigde proceskostenregeling in Wet Mulderzaken. De regeling, die sinds 1 januari 2024 van kracht is, bepaalt dat in Mulderzaken een vermenigvuldigingsfactor van 0,25 of 0,1 wordt toegepast bij het berekenen van proceskostenvergoedingen. Deze regeling geldt enkel voor Mulderzaken, WOZ- en BPM-zaken en niet voor andere bestuursrechtelijke procedures.

Het geschil
De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat het onderscheid leidt tot ongelijke behandeling van gelijke gevallen en daarmee in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM.

Het oordeel van het hof
Het hof oordeelt kort gezegd dat de wetgever niet genoeg heeft uitgelegd waarom Wahv-zaken anders zouden zijn dan andere bestuursrechtelijke zaken. Ook is er geen informatie beschikbaar waarmee te beoordelen is of er een redelijke en objectieve rechtvaardiging is om de proceskostenvergoeding voor beroepsmatige rechtsbijstand in Wahv-zaken te verlagen, terwijl dit in andere bestuursrechtelijke zaken, die de wetgever niet heeft genoemd, niet het geval is.

Het hof laat artikel 13a, tweede lid, van de Wahv daarom buiten toepassing en berekent de proceskostenvergoeding op de reguliere manier.

Gevolgen en impact
Door deze uitspraak kan in Wahv-zaken weer aanspraak worden gemaakt op een volledige proceskostenvergoeding, zoals dat ook geldt in andere bestuursrechtelijke procedures. Ook de Hoge Raad zal zich – naar te voorzien valt over niet al te lange tijd – uitlaten over de regeling ten aanzien van WOZ- en BPM-zaken.